Hèt netwerk van, voor en door Nederlandstaligen in Frankrijk - zegt het voort!
Ik smeet net zwierig onze bejaarde besteltrommel een grootstedelijke parkeergeul in toen Lief geheel ontremd haar lieftallig smoelwerk bijkans dwars door de voorruit wierp.
Ik rukte van schrik pardoes de handrem uit de vloer. Sodeju!
“LIQUIDATIE!,” juichte Lief euforisch en ritmisch trappelend, “Dáár! Kijk dan toch! Dáár! UITVERKOOP!”
“Oké, oké..,” siste ik sussend en dempend, “dan ga je daar toch gelijk naartoe? Even lekker rond wieberen? We zijn er nu tóch en wie weet vind je er niets!”
Lief zakte tergend langzaam achterover in de schrale buskussens. Daar eenmaal ter bezinning ingedaald hoofdschudde ze zwijgend en ten volle overtuigd een daadkrachtig 'NEEN!'.
Ik was met stomheid geslagen. Komt zélden voor.
“Neen..,” voegde ze er na luttele seconden stilte met enige voldoening aan toe, “...ik héb tenslotte al wel méér dan genoeg kleren!”
Ik keek haar, in de angstaanjagende dreiging van een eventuele tweede, zo mogelijk nóg absurdere oprisping, langdurig aan en wachtte gespannen af.
We hadden tenslotte geen haast. Lief en ik zouden enkel even naar de hier vers ingeplante uitdragerij 'AC-Tion' gaan, zoals de Fransen de nering duiden, om aldaar, tegen schappelijke offers, een rijke diversiteit aan in beginsel nutteloze goederen aan te treffen én te schaffen. Zooi die er later eventueel tóch toe zou kúnnen doen. Je wéét dat niet.
Een mens heeft per slot van rekening amper benul van hetgeen hij of zij waarachtig nódig heeft. Of desnoods te zijner tijd nodig zou kúnnen hebben. Ooit. Tja, wie weet?
Welnu, déze uitbater voelt dat alles haarfijn aan! Wéét dat! AC-Tion, onthoud dat!
“Ludique, wij zouden naar de 'AC-Tion' gaan.” memoreerde Lief in haar plotselinge wederopstanding uit een ijl en luchtledig niets om tegelijkertijd, de daad bij het woord voegend, kordaat de bus uit te stappen.
Ik trad, zoals te doen gebruikelijk, in haar voetsporen en zo kuierden wij de nieuwerwetse nering binnen alwaar wij ons, naar goed huiselijk gebruik, élk een eigen boodschappenwagon toe eigenden. Samen inkopen doen wij namelijk bij voorkeur alleen!
Een hernieuwde kennismaking volgt eerst pas dán wanneer wij uiteindelijk bij één der baatzuchtige kassa's aanspoelen en onze kooplust in gemeenschap van goederen ter verrekening boven de lopende band uitstorten. Lawientje. Bergje of twee, drie. Vandaar een bestelbus. Tja, met een knapzakje redden wij 't niet.
Afijn, Lief en ik stonden aldus rap weer buiten en kuierden zwaar beladen richting bestelbus.
“Lief,” poezelde ik, “drentel jij dan nu gelijk eens even naar die uitverkoop daar beneden.” doelend op de begerenswaardige bazaar een parkeer- én prijsniveau lager.
Lief knikte welwillend instemmend. Afwijzend knikken bestaat niet dunkt me.
“Kom jij daar dan óók? Mét de bus?” inviteerde ze. “Dan ga ik er nu alvast via die trap daar naartoe. Oké? Doei!” Lief ging haarwaarts.
Ik schepte onze aankopen in het ruim en rolde vervolgens het lager gelegen rangeerterrein op. Afgemeerd in de schaduw. Lekker comfortabel buiten het alles verzengende licht en zicht van de zinderend hete koperen ploert hoog aan de Franse hemel. Ramen en luiken geopend plús een onbelemmerde gluurdersblik op de uitverkoopmuil van Liefs uitdragerij hier nu récht tegenover mij.
Ik dommelde zowaar een weinig in. 'Dolce far niente' zeggen ze hier bij ons in de Corrèze.
Plots ontwaarde ik mijn lief ginder, met gestrekte onderdanen en een kleurrijke sortering aankooptasjes slordig gedrapeerd rondom haar, zetelend onderin de laagdrempelige entree van de uitverkoop. Een tikkeltje ongemakkelijk én ongebruikelijk, leek me. Ietwat merkwaardig ook. Arriverende alsook vertrekkende uitverkooplustigen baanden zich aldus, als het ware klauterend over Lief, tamelijk onhandig een weg naar binnen ofwel naar buiten.
Vaag ontwikkelde ik het vermoeden dat mijn Lief wellicht iets mankeerde. Zat ze bij de pakken neer? Aan lager wal geraakt? Wenste ze mijn nabije presentie wellicht? Mogelijk dringend? Alweer; je wéét dat niet.
Ik aarzelde evenzogoed geen moment. Ik nam het onzekere voor het zekere; startte de motoren en rolde vlammend, ronkend en grommend koersvast de baan op richting mijn neergestreken Lief.
“U heeft gebeld?” grapte ik de bus met golfslag bruusk langszij het voorportaal afmerend.
“Mijn voet doet pijn” murmelde ze met een lichtelijk toegeknepen smoeltje . “Ik ben daarnet gevallen.” verwees ze losjes met de hand wapperend richting dé hoge, lange trap.
“Wat?!! Ben je van die pokketrap gelazerd...?!” tierde ik geschrokken.
Ze schudde het hoofd. “Neu, maar daar ergens onderaan, nog ná de allerlaatste trede is er nóg zoiets als een stoepricheltje. Had ik niet gezien. Mijn voet klapte dubbel.” wijsvingerde ze op één van haar gestrekte onderdanen.
“Wat denk je? Gebroken?{*/#/]!*(#/..@#*.., Je voet?!” knetterde ik met een van plaatsvervangende pijn vertrokken smoelwerk dramatisch opschalend naar alarmfase 6.
“Nou.., dát weet ik niet. Wat denk jij?” murmelde ze de smalle schouders ophalend.
“Géén idee!! Maarre..,” siste ik opgefokt vuurspuwend, “met die dubbelgeklapte kreupele kraaienpoot ben je tóch nog wél doodleuk even wat kleren gaan inkopen, ja toch, manke Neelie?!”
“Jawel.” nuchterde Lief overgaand tot de orde van de dag, “We moeten nu eerst maar eens richting huis gaan! Naar de huisarts! We hoeven hier niet langer wortel te schieten, dunkt me. Hijs mij nu eerst maar eens even héél hoffelijk de bus in.”
Binnen luttele seconden stoven wij vol gas de snelweg op en lieten de grote stad achter ons. Krap drie kwartier rijtijd voor de boeg. De bus gromde verbeten. Plankgas!
“Ik heb, denk ik, mijn voet gebroken.., of zoiets,” informeerde Lief telefonisch het Medisch Centrum in ons thuisdorp. “we zijn al onderweg en binnen pakweg drie kwartier.., wát zeg u? Ah!? Oké, doen we!”
Lief maakte brede zwaaigebaren naar achteren.
“Wát nou? WAT?!” beet ik het stuurrad zowat in hapklare brokken.
“Terug! We moeten terug!” brieste Lief, “Terug naar de stad! De privékliniek! Eerste Hulp! Straks dus dáár eraf en ginder er gelijk weer op!” wees ze me op de kordaat en onverkort te volgen retourroute.
'Et voila', omgekeerd achterstevoren afslagje op en opritje af. Lief wijst wijselijk de weg.
We scheurden richting kliniek. Lapten alle verkeersregels aan onze laars. Ergens onderweg in een haakse bocht vloog gierend een wieldop een banketbakkerij binnen en bleek er, bij aankomst op de parkeerplaats van de Eerste Hulp, een rollator op de trekhaak te hangen.
Afijn, een kniesoor die daar op let. Wij waren gearriveerd en dáár was het ons om te doen. De hoofdstedelijke Franse EHBO-POST schreef Lief als serieus pechgeval in en parkeerde haar, in afwachting van deze interne kneuzenkermis, in een aanpalende wachtzaal. Op zwenkwieltjes.
We waren bepaald niet de enigen. Complete kneuzenkermis daar, héél divers.
“De volgorde van binnenkomst is niet dezelfde als die van behandeling.” las Lief hardop voor van een mededelingenbord aan de muur.
“Wat denk jij?” vroeg ze me zorgelijk wijzend op haar pijnlijke, pafferig opgeblazen, vettig glanzende ietwat staalblauwe rechter achterpoot.
“Tja,” dacht ik beeldend, “als je struikelend over je eigen darmen hier naar binnen stuitert zou dat wellicht als méér spoedeisend kunnen worden opgevat dan een onderhuids gekwetst voetbeentje. Een gevalletje voorrang zeg maar, een rap medisch tussendoortje. Luister, Ik wéét dat niet, ik roep maar wat.”
Lief werd links en rechts ingehaald, gepasseerd en de pas afgesneden door een in- en dóórstroom van in kennelijk hogere nood verkerende gevallen. Ik zal u de lugubere details besparen.
Eerst pas in de meest duistere krochten van de late avond kwamen wij weer thuis. Lief op krukken en deels strak in fris wit gips gegoten. Rechtervoet. Enkel gebroken. Ik bedoel de 'enkel' zélf, wel te verstaan. Het is kortom niet zo dat de voet 'enkel' gebroken is. Er is méér aan de hand, als u me volgen kunt. Het scharnierwerk ligt aan scherven. Voelt u wel?
Terug thuis, ziekenboeg! Aan de stoel én vloer genageld. Afgemeerd langs de tafel. Twee onverzettelijk stalen krukken rechtop in de hoek. Ziekteverlof.
Die verzet de komende dagen, weken, maanden geen poot! Geen enkel.
Kortom, op de plaats rust.
Afijn, we zijn nu inmiddels ruim vijf maanden verder en eerst pas nú dúrf ik u héél voorzichtig te verklappen dat ik wat aan de beterende hand ben. Ietwat opknap, zeg maar.
Máánden achtereen dag in, dag uit, van zes uur in de ijle ochtend tot diep in de inktzwarte avond bezig, bezig en nog eens bezig. Rennen, vliegen en draven. Thuiszorg, ongesubsidieerd. Tegen zessen in de ochtend slaapdronken uit bed om de kudde honden, katten en kippen van gas, licht en water te voorzien. Holen ruimen, uitmesten, dweilen en verschonen, de smeerlappen. Mijn liefste Lief wakker kussen, knuffelen en koffie serveren. Rond acht uur met Lief naar Pompadour voor korte dagelijkse sessies helende fysiotherapie. Halverwege de terugweg een olympische spurt door de supermarkt en eenmaal thuis de dag van gisteren afwassen, drogen, opruimen, zuigen én alle gedurende die nacht gewassen lijfgoederen ophangen. Buiten óf binnen. Stuiterbal hond Pia uitlaten. Een uurtje met haar padvinderen in en rond de appelboomgaard hier tegenover.
Dan als de sodemieter de cuisine in om een warme maaltijd te boetseren. Lief roept dan vanaf haar kreupele voetstuk pluk- en kookinstructies en draaf ik dertig keer diagonaal over ons landgoed tevergeefs de moestuin in en uit. Zelf heb ik namelijk geen lood verstand van groei- en groensels. Nul komma nul! En dat wil ik graag zo houden.
Zo inviteert Lief mij om 'pluksla' te plukken, kom ik terug met distelpissteeltjes. Ja, weet ik veel? Ik ben geen groenteboer. Tuinier noch tuinder. Stadsknaapje, gewassen op de keiharde kinderkopjes. Als kleuter timmerde ik telkens al de aarzelend opkomende tuinboontjes met een hamer weer terug de grootstedelijke tuinklei in.
Doe mij maar een erf in vierkante grindtegels. Licht en donker graag. Om en om. Kunnen we schaken. De rest gewoon braak.
Afijn, Lief en ik, wij runnen normaliter sámen deze besloten B&B. Onze eigen Beesten- en Brocantemeuk. De hele zooi. Vanaf vandaag kwispelt Lief zélf weer in de keuken. We eten pluksla.
En ik..? Tijd voor het schrijven van louter kolder. Met een zoen voor Lief. Beterschap toegewenst.
© LUDIQUE LE VERT
schrijver in Frankrijk
VERSCHENEN BOEKEN IN DE REEKS FRANKRIJK
‘Hilarisch Frankrijk’
‘Kolderiek Frankrijk’
‘Kaaskoppen in Frankrijk’
'Het beste van Ludique'
VERSCHENEN ROMAN
'Het Laatste Huis'
Een intrigerend verhaal over levensloop, familierelaties en -geheimen.
Te verkrijgen via boekhandel, internet, uitgever enzovoort
sommige ook als e-boek en/of luisterboek te verkrijgen
VAN DORP UITGEVERS
BATAVIA PUBLISHERS
Weergaven: 1219
_____________________________
☑️ Beste plaatser van dit bericht,
fijn dat je gebruik maakt van dit forum. Doe alsjeblieft mee met de discussie die volgt op je bericht! Reageer zelf op de reacties die anderen geven. Dat mag ook best een bedankje zijn.
_____________________________
Klik hieronder voor meer berichten in dezelfde rubriek.
Waar of kolder., tranen met tuiten gelachen.
Ja en die Franse EHBO is zeker vermakelij. Een man in operatieschort met infuusstandaard "ontsnapte" om een sigaretje te roken en kon niet meer terug.
Honderd procent waar gebeurd, met glimlach en knipoog
Erg leuk schrijfsel om te lezen zo in de vroege donkere ochtend, ik kan nu met een glimlach de dag vervolgen. Dank je wel!
Liefs en dank beste lezers. Er volgen er meer.....,
Je reactie hieronder, dit zijn de huisregels.
© 2024 Gemaakt door: Anton Noë, beheerder en gastheer. Verzorgd door
Banners | Een probleem rapporteren? | Privacybeleid | Algemene voorwaarden
Je moet lid zijn van Nederlanders.fr om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Nederlanders.fr