Hèt netwerk van, voor en door Nederlandstaligen in Frankrijk - zegt het voort!
|| PLAATS BERICHT || PLAATS ADVERTENTIE ||
“Ik wil terug naar Nederland.” zei Vincent plompverloren. Wij stonden op dat moment zwijgend de overblijfselen van een nagenoeg geheel overwoekerd antiek bestelautootje te bewonderen op het verwilderd erf van een volledig tot ruïne vervallen corps de ferme.
“Hoe kom je daar nou bij?” vroeg ik verbijsterd en ook wat geschrokken. Vincent en ik praatten veel tijdens onze vele wandelingen over de glooiende velden en kriskras door de ongerepte bossen van de Franse Corrèze, maar ik had hem hier nog niet eerder over gehoord.
Vincent zweeg. Hij was op zijn hurken gaan zitten, staarde als gebiologeerd naar de auto en wees me met gestrekte arm en wijsvinger op de vrijwel onleesbare kentekenplaat op de voorbumper.
“A-0004” ontcijferde ik diep vooroverbuigend.
“Nederlands.” verklaarde Vincent moeizaam overeind komend. “Een heel oud Nederlands kenteken nota bene hier in de Corrèze! Miraculeus, of niet soms?”
Ik knikte instemmend.
“Mijn grootvader,” vervolgde Vincent, “had precies zo’n zelfde bestelautootje. Ook grijsblauw. Hij en mijn vader brachten er wekelijks kleinvee mee naar de veemarkt in de stad Groningen.”
“Nederland dus.” benadrukte ik hem voorzichtig onderbrekend.
“Groningen!” preciseerde Vincent. “De letter ‘A’ stond voor Groningen.”
“Je zei terug te willen naar Nederland.” memoreerde ik nog maar eens.
Vincent keek me onderzoekend aan. Een weinig verstoord leek het wel. Alsof hij me maande geduld te hebben tot hij zou zijn uitgesproken.
“Een enkele keer mocht ik wel eens mee.” hervatte hij zijn jeugdherinneringen. “Achter in de bak onder de huif tussen de kooien en de kratten. Na het sluiten van de markt belandden we steevast in een café op de Rademarkt. Schuin tegenover de St. Jozefkerk.”
Ik nam plaats op een lage natuurstenen muur en stak een pijp op. Vincent vertelt.
“Daar, met de mannen in vlammende conversatie en gehuld in sigarenrook, zat ik urenlang bij het raam naar buiten te kijken.” mijmerde hij voort. “Naar het broze komen en gaan van de oudjes onder de hoge poort van het gasthuis. Aan de overzijde zag je de arme sloebers. De werkloze mannen, vermoeide vrouwen en de talrijke sjofele kinderen in de benauwde stegen en driften onder de sombere slagschaduw van de oude, uitgewoonde huizen. ‘Slobbers’ noemden wij ze, die kinderen.”
“Ta petite histoire.” merkte ik op, min of meer afrondend bedoeld en stond op om onze wandeling voort te zetten.
“Verleden tijd.” verzuchtte Vincent.
“Voltooid verleden tijd.” vulde ik aan. “Het is volbracht.”
“Wellicht,” opperde hij, “maar het is alles wat ik bezit. Herinneringen! Marleen en ik zijn nu zowat dertig jaar getrouwd, maar de bijna halve eeuw daaraan voorafgaand was ik elders en met anderen. Net als zij. Dat grootse en grootste deel van mijn leven is ondeelbaar omdat wij het niet samen hebben beleefd. Eerst pas ergens halverwege immers troffen wij elkaar bij een willekeurige halte. We deelden vanaf dat punt wel de eindbestemming maar niet ook onze vertrekpunten!”
“Filosofisch.” zei ik oprecht waarderend. “En Marleen?”
Vincent negeerde mijn reactie.
“Ik wil terug naar mijn geboortegrond. Ik wil dichtbij mijn broers, mijn zus, mijn beide dochters en de kleinkinderen zijn. Enkel met hen kan ik mijn bagage nog delen, eenvoudig omdat zij daarvan zelf deel uitmaken. En dát, goede vriend, dat samen delen, herkennen en invoelen, dát mis ik node.”
“En Marleen?” poogde ik nogmaals.
“Marleen wil niet terug naar Nederland. Zij heeft er ook geen familie meer.” sprak Vincent somber in een ogenschijnlijke mengeling van teleurstelling en afgunst. “Ze heeft er niets te zoeken.”
“Paroles, paroles, paroles.” zei ik. “We hebben al een lange reis in de tijd gemaakt, Vincent. Zoals zo velen hier onder ons. Omzien is zeker niet verkeerd maar het verleden is definitief volbracht. We kunnen het best nog wel eens aardig uitbeelden, schetsen of beschrijven, maar we kunnen er niet in bestaan. Tenzij je zelf geschiedenis bent. Maar zover zijn we nog niet, dunkt me. Begraaf jezelf niet levend, goede vrind. Leven doe je in het heden. Je bént het heden. Dat is hier en nu. In Frankrijk.”
We gingen geruime tijd zwijgend voort op onze wandeling. Op enig moment bleef Vincent abrupt staan en stak zijn handen in zijn zakken. Hij haalde diep adem en keek me vorsend aan.
“Het is ook vooral de stad die ik mis.” voegde hij me toe. “Groningen! De straten, stegen en driften, de markten, pleinen, singels, grachten, pakhuizen en gevels. De indringende geur van houtgestookte kachels aan boord van de afgemeerde binnenvaartschepen in de Noorderhaven. De klassieke platbodems. Zij aan zij. De klippers en de stijlstevens. De mensen, de oude vrienden en bekenden, de winkels, theaters, restaurants en cafés. Het levendig decor van mijn oorsprong, de stad Groningen.”
Hij staakte zijn betoog en keek me verwachtingsvol aan.
“Tja.” mompelde ik welwillend glimlachend. Ik volgde hem wel maar familie en geboortegrond ervaar ikzelf niet als argumenten voor terugkeer naar het oude vaderland. Mogelijk als sociaal herkenbare en aanvaardbare motieven. Maar veelal eerder als symptomen van dieper gelegen gevoelens. Van naderende eenzaamheid, onzekerheid en onveiligheid. Mogelijk, niet noodzakelijkerwijs. En wellicht dat gevoelens van geborgenheid in het emigratieland afnemen naarmate de leeftijd toeneemt.
“Het is me dus niet enkel om mijn familie te doen.” benadrukte Vincent nog eens.
“Welk Groningen bedoel je?” vroeg ik, “Dat van gisteren of dat van vandaag?”
Vincent keek me ietwat onthutst aan. Als de op een slechte smoes betrapte kwajongen.
“Luister,” vervolgde ik, “wanneer ikzelf ooit wel eens terugkom in een mij bekende stad, dan herken ik nog uitsluitend de historische binnenstad. De onveranderlijk verstilde geschiedenis in de zorgvuldig geconserveerde monumenten. Fraaie, maar niettemin morsdode symboliek. Voor het overige is alles en iedereen veranderd. Noem het de onstuitbare dynamiek van het voortschrijdend leven. Morgen is alles weer anders. En overmorgen…..? Vul maar in.”
“Comme le temps passe!” erkende Vincent ietwat ongemakkelijk.
“Precies Vincent,” beaamde ik ferm. “Dat Groningen van jou, dat bestaat allang niet meer.”
Vincent snoof diep terwijl hij om zich heen kijkend langdurig en met tegenzin instemmend knikte.
We liepen verder.
“Ik kom tijd tekort.” zei hij het over een andere boeg gooiend. “Nog even en ik ben tachtig. Tachtig! En wat zal ik dan nog kunnen denk je? Opnieuw eindeloos bij het raam zitten naar buiten staren?”
“Een ongemakkelijk besef van eindigheid, is dat wat je bedoelt?” vroeg ik.
“Nee, ik MOET teveel! Dat is het.” corrigeerde hij weerbarstig. “Dat inmiddels voor ons veel te grote huis en erf. Er is dagelijks wel IETS dat moet gebeuren. Dat MOET worden opgeruimd, gerepareerd of onderhouden. De lust daartoe is me inmiddels wel vergaan. Ik kom verdomme niet toe aan de dingen die ik écht leuk vind.” blafte Vincent knarsetandend.
“En Marleen?” vroeg ik.
Vincent haalde onverschillig zijn schouders op. “Ons leven beperkt zich tot de keuken.”
“En de douche, mag ik hopen.” grapte ik.
Vincent grijnsde zuur. “En dat ooit zo adembenemende vergezicht vanuit ons keukenvenster toont me nu enkel nog leegte. Een doods stilleven. Geen donder te beleven.”
“Percepties veranderen ook.” merkte ik op.
Vincent keek me streng en met hoog opgeheven hoofd aan. “En wát beste vriend, wát als ik er niet meer ben? En Marleen hier alleen achterblijft?” betoogde hij suggestief.
“Dat doet er weinig toe Vincent, degene die achterblijft is als eerste in de hel.” antwoordde ik hem een weinig meewarig aankijkend. “Les vieux van Brel.”
“Ik wil terug naar Nederland.” mompelde Vincent balorig. “Terug naar mijn familie, mijn stad….,”
“De veemarkt in Groningen?” onderbrak ik hem.
Vincent knikte met gebogen hoofd.
“Die bestaat allang niet meer, beste vriend.” zei ik.
“Ik weet het, jongen.” mompelde Vincent treurig. “Ik weet het wel.”
“Café de Radeholm?” opperde ik.
“Hé ja!” klaarde hij verheugd op. “Zó heette het; café De Radeholm! Goh zeg!”
“Bestaat evenmin nog.” zei ik.
We liepen zwijgend enkele passen voort.
“Hoe is het in Godsnaam mogelijk dat jij de naam van dat café kent?” hield hij me plotseling staande.
“Voltooid verleden tijd.” zei ik schouderophalend.
“Nee, even serieus,” maande Vincent me. “Hoe is het…..”
“Ik ben er geboren, Vincent. We woonden ernaast. Drie of vier huizen verderop.” antwoordde ik.
© LUDIQUE LE VERT
schrijver in Frankrijk
Verschenen boeken in de reeks Frankrijk
‘Hilarisch Frankrijk’
‘Kolderiek Frankrijk’
‘Kaaskoppen in Frankrijk’
'Het beste van Ludique'
Verschenen Roman
'Het Laatste Huis'
Een intrigerend verhaal over levensloop, familierelaties en -geheimen.
Te verkrijgen via boekhandel, internet, uitgever Van Dorp enzovoort
ook als e-boek en/of luisterboek te verkrijgen
VAN DORP UITGEVERS
Weergaven: 840
_____________________________
☑️ Beste plaatser van dit bericht,
fijn dat je gebruik maakt van dit forum. Doe alsjeblieft mee met de discussie die volgt op je bericht! Reageer zelf op de reacties die anderen geven. Dat mag ook best een bedankje zijn.
_____________________________
Klik hieronder voor meer berichten in dezelfde rubriek.
Toch leuk om dit te lezen. Ik heb jaren in stad Groningen gewoond en mijn man is een echte Stadjer. Zijn achternaam eindigt dan ook op 'sema'. Dat onderscheidt zich van de Friezen....
Er gaat niets boven Groningen. Maar, toch, het is niet meer zoals het was.
herkenbaar verhaal 'het verlangen naar de geboortegrond ' en uiteindelijk na een heel leven is er van "toen" weinig meer wat het was...en in de herinnering leeft 'het toen' voort totdat je het niet meer kan delen met een persoon die dezelfde herinnering deelt... cirkel van het leven....
Dank Ingrid. Een achternaam die eindigt op 'sema' dus bijvoorbeeld 'Halsema' is echt iets van Groninger stadjers? Niet Fries? Goh wat grappig, nooit geweten.
Mooi gezegd Robert 'de cirkel van het leven' en zo is het. Dankjewel.
@Ludique bedankt
Het wordt tijd dat je vrienden stel verhuisd naar een stadje. Een beetje meer reuring, café misschien en geen zorgen meer over een te groot huis en tuin. Mooi verhaal, stof tot nadenken. 😉
Er is jaren geleden een mooie documentaireserie gemaakt over Nederlanders die ooit geëmigreerd waren en nu overwogen weer terug naar Nederland te gaan. Ze mochten als onderdeel van de serie een weekje "op proef" naar Nederland...
De enige aflevering die ik echt heb uitgekeken was een ouder echtpaar in Matamata (Nieuw Zeeland) die ergens in de jaren '70 naar NZ was verhuisd en daarna nooit meer in Nederland was geweest. De blik in hun ogen toen ze uitstapten op Schiphol (dat een tikje groter was geworden) en met een auto de A4 opreden (dat was geen 2-strooks weg meer) was een mengeling van schrik en afgrijzen. Na een week in Nederland besloten ze toch maar niet te emigreren: er was teveel veranderd en hun Nederland bestond niet meer...
Beste Jos, graag gedaan. Er volgen er weer meer.
Beste Peter Jan, dank voor je reactie. Vincent is indertijd weer terug naar Nederland gegaan. Stad Groningen.
Beste Dennis en Lupita (mooie naam!), dank voor jullie reactie. Wijzelf hebben beslist geen behoefte of plannen om ooit weer terug te keren naar het oorspronkelijke vaderland Nederland. We zijn totaal verfranst.
Je reactie hieronder, dit zijn de huisregels.
© 2024 Gemaakt door: Anton Noë, beheerder en gastheer. Verzorgd door
Banners | Een probleem rapporteren? | Privacybeleid | Algemene voorwaarden
Je moet lid zijn van Nederlanders.fr om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Nederlanders.fr