Hèt netwerk van, voor en door Nederlandstaligen in Frankrijk - zegt het voort!
Met zijn jas om de schouders gedrapeerd nam Jan plaats naast Faneta in de deux-chevaux. ‘Blijft u hier lang?’ Vroeg Faneta terwijl ze deinend de weg opdraaiden. ‘Een week of twee, drie, afhankelijk van het succes van mijn missie de zwijnen van het land te jagen en het hek te repareren.’ Faneta had al, tijdens het verzorgen van Jan, met de gedachte gespeeld hem te verleiden om voor haar te poseren. Haar niet aflatende obsessie voor het schilderen van ‘de man’ beheerste haar doen en laten, iedere gelegenheid die zich voordeed greep ze aan om datgeen te realiseren wat haar tot nu toe niet gelukt was. Ze overdacht dat ze in dit geval niet zo haastig hoefde te opereren zodat ze hem beter zou kunnen voorbereiden. ‘Bent u alleen of met uw vrouw in het huis?’ ‘Alleen, ik ben niet gehuwd.’ ‘Toevallige omstandigheid of een bewuste keuze?’ Faneta toetste zijn geaardheid. Over het algemeen kon ze haarfijn aanvoelen wat voor vlees ze in de kuip had, maar je weet maar nooit. ‘Toeval? Misschien, ik weet het niet, het is gewoon zo gelopen; in ieder geval geen bewuste keuze. Ik woon in een klein dorp en daar is de spoeling nog al dun. Bovendien ben ik niet zo’n Don Juan.’ ‘Gaat u nooit op stap in de dichtstbijzijnde stad?’ ‘Af en toe, een aantal jaren geleden wat vaker, dan gingen we met een stel maten, allemaal boeren jongens, bepaalt geen ambiance voor romantische ontmoetingen.’ Faneta glimlachte, ze kende dat wel, net als hier, in die tent in Motélimar waar ze wel eens naar toeging. Jongens van buiten, een man of vier, vijf die uitgelaten en met platte gein de boel op stelten zetten. Hun avances hadden het zelfde niveau. Jan keek haar zijdelings aan. ‘En u, woont u alleen bij uw ouders?’ Faneta aarzelde met antwoorden, ze wilde het eigenlijk liever in het midden laten maar besloot toch maar open kaart te spelen. ‘Ja, met mijn vader, mijn moeder heb ik nooit gekend. Volgens het verhaal is ze er in een postnatale depressie vandoor gegaan met een stofzuigerverkoper die langs de deur kwam, alles achterlatend. Het fijne weet ik er niet van, mijn vader wil er nooit over praten.’ Jan dacht meteen aan de fataal verlopen actie van zijn moeder na de dood van zijn vader. Misschien was dat in een postmortale depressie. Ze waren intussen bij het huis aangekomen. ‘Mag ik u uitnodigen voor een drankje?’ Vroeg Jan wat aarzelend terwijl het hek open zapte, hij had helemaal geen ervaring met dit soort situaties. ‘Graag, het is lang geleden dat ik hier geweest ben, ik ben wel nieuwsgierig naar wat meneer de Kroot er van gemaakt heeft.’ Faneta bekeek het interieur terwijl Jan ondertussen zijn jas ophing en zijn jachtgeweer opborg. Het ziet er wat onfrans uit, dacht ze, maar ze kon niet benoemen waar dat aan lag. Het ziet er allemaal strakker uit, een beetje steriel eigenlijk, misschien een lichte beroepsdeformatie van die tandarts. Jan kwam de kamer in met een fles wijn en twee glazen. ‘Het is binnen veel lichter geworden.’ Zei Faneta alles was in die tijd in donkere kleuren geschilderd en met bloemetjesbehang op de muren en het plafond.’ Jan mompelde wat bevestigend terwijl hij de fles wijn ontkurkte. Het interesseerde hem geen fluit hoe het er vroeger had uitgezien, bovendien vond hij de huidige inrichting maar een kale boel met al dat lichte hout zonder enige versiering. Steriel eigenlijk, dacht hij, maar ja, het zal wel een lichte beroepsdeformatie zijn van mijn tandarts.’ Faneta was op de bank gaan zitten, Jan schonk de wijn in en reikte haar een glas aan. ‘Proost,’ zei hij met geheven glas. ‘Santé,’ repliceerde Faneta. Jan nam plaats op een stoel aan de andere kant van de salontafel. ‘Ik moet morgen het nodige inkopen, eten en zo, is er een supermarkt in de buurt?’ ‘In Le Teil en Viviers, in Viviers hebben ze zo’n beetje alles. Maar we kunnen er morgen wel samen naar toe, ik moet toch uw verband verschonen, de wond moet de eerste dagen iedere dag verzorgd worden tot hij dicht is.’ ‘O, ja, aan die wond had ik niet gedacht, is dat niet te veel moeite?’ ‘Welnee, ik moet ook boodschappen doen, het gaat dan in een moeite door.’ ‘Oké, hoe laat moet ik bij u zijn?’ ‘Ik kom wel hier naartoe, want vanaf mijn huis naar Viviers komen we toch weer hier bijna langs, zo rond halftien, goed?’ ‘Oké.’ Faneta ging wat gemakkelijker zitten, ze sloeg haar benen over elkaar. Ze zag dat Jan daar met interesse naar keek. Op de sluimerende vraag die sinds het echec bij haar pogingen het mannelijk naakt in beeld te brengen continu in de achtergrond door haar hoofd dwaalde; “hoe houd ik het model in toom maar toch op spanning?” gloorde een antwoord ‘als ik hem nu eens voor de sessie een nachtje… dan is hij daarna vast beter hanteerbaar.’ Jan zag haar geamuseerde blik en de vage glimlach, hij voelde zich betrapt. ‘Nu we kennelijk een paar dagen met elkaar optrekken, stel ik voor dat we elkaar tutoyeren.’ ‘Oké,’ zei Jan aarzelend. Hij haalde in gedachten de Franse vervoegingsregel voor de tweede persoon enkelvoud op. ‘Wat doe je voor werk?’ Vroeg hij. ‘O, ik doe schilderwerk.’ ‘Dat zie je niet vaak, een vrouw als schilder.’ Faneta lachte. ‘Nee, ik zie mezelf niet tegen de gevel van een huis op een ladder staan met een pot verf in de weer; ik maak schilderijen.’ ‘Ah, op die manier, wat schilder je, abstract of realistisch?’ ‘Hoofdzakelijk stillevens.’ ‘Dat klinkt niet erg spannend.’ ‘Misschien niet, maar ik heb ook wel modellen geschilderd, daarbij was er aan spanning geen gebrek.’ ‘Wil je nog wat wijn?’ ‘Nee, dank je, ik moet weer terug; mijn vader rekent er op dat ik vanavond kook.’ ‘Moet jij altijd koken?’ ‘Nee, maar als ik het aan hem overlaat dan eten we bijna iedere dag spaghetti en een minimum aan groentes.’ Faneta stond op. ‘Als je het leuk vindt dan wil ik hier morgenavond wel een Franse maaltijd voor je maken.’ ‘Dat sla ik niet af, als er tenminste geen slakken of kikkerbilletjes aan te pas komen.’ ‘D’accord, maar je weet niet wat je mist, grote wijngaardslakken met knoflookboter of kikkerdijtjes met pesto zijn delicatessen.’ ‘Jaja, dat zal wel, misschien voor egels en ooievaars, ik zal het wel van mijn vader hebben die had met meer van dat soort delicatessen problemen, hij zei altijd: koeientong dat moet ik niet, wat zo’n koe in haar bek heeft gehad … geef mij maar een ei!’ Faneta glimlachte en dacht; als hij de humor van zijn vader maar niet geërfd heeft. ‘Nou ja, vervolgde Faneta, ik zal je morgen in de super wel aanwijzen wat ik denk je voor te schotelen dan kun je corrigeren.’ Faneta deed haar jack aan en liep naar de deur gevolgd door Jan. In de deuropening draaide ze zich om en kuste hem vluchtig op de wang, ze moest daarbij op haar tenen staan. ‘Ik zie je morgen,’ voorspelde zij, en na een armzwaai, stapte ze in haar brik en pruttelde naar huis. Jan liep naar binnen, hij keek wat verloren in het rond, het voelde nog vreemd in het huis, als of de eigenaar ieder moment kon binnenkomen met de vraag, “wat doet u hier?” Door de stilte na het vertrek van Faneta en de definitieve afwezigheid van Lellebel bekroop hem een vaag: alleen-op-de-wereld, gevoel.
Weergaven: 822
_____________________________
☑️ Beste plaatser van dit bericht,
fijn dat je gebruik maakt van dit forum. Doe alsjeblieft mee met de discussie die volgt op je bericht! Reageer zelf op de reacties die anderen geven. Dat mag ook best een bedankje zijn.
_____________________________
Klik hieronder voor meer berichten in dezelfde rubriek.
Je reactie hieronder, dit zijn de huisregels.
© 2024 Gemaakt door: Anton Noë, beheerder en gastheer. Verzorgd door
Banners | Een probleem rapporteren? | Privacybeleid | Algemene voorwaarden
Je moet lid zijn van Nederlanders.fr om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Nederlanders.fr