Hèt netwerk van, voor en door Nederlandstaligen in Frankrijk - zegt het voort!
Zoveel mogelijk probeerde hij het zwijnenspoor te volgen. Dat was lastig op de rotsige en keiige grond, alleen daar waar wat gras en kruiden groeiden was het platgelopen spoor zichtbaar. Na enig tijd had hij geen idee meer waar hij was. Hij hoorde een eind verder bergafwaarts, twee schoten.
Hé, jagers in de buurt, vermoedde hij, Jan besloot die richting uit te gaan, die lui kennen het terrein en wellicht hebben ze de hond gezien.
Hij worstelde zich een tijd lang door de stugge begroeiing. Plotseling verdween de grond onder hem en met veel geluid van brekende takken en rollende stenen gleed Jan een korte steile helling af.
Hij hoorde een schot van dicht bij en voelde direct een stekend pijn in zijn rechter boven arm. Onmiddellijk begon hij paniekerig te schreeuwen, hij realiseerde zich dat hij voor een zwijn werd aangezien. Er werd teruggeroepen en iemand rende op hem af. Er verscheen een man boven hem in jachttenue, het geweer over de schouder, een knalrode pet en een hesje in de zelfde kleur over zijn kleding. De man riep van alles tegen hem terwijl hij zijn hand uitstak om Jan overeind te helpen. Jan had op de middelbare school wel Frans gehad maar daar nooit meer iets mee gedaan, laat staan gesproken; het meeste van de tirade ging langs hem heen maar hij had wel enig idee wat de man in deze omstandigheden bedoelde te zeggen. Hij kwam overeind, zijn pijnlijke bovenarm vasthoudend. De man was niet klein maar Jan torende met zijn één meter drieënnegentig ruim een kop boven hem uit. Zijn mouw was gescheurd en hij bloede enigszins, het was kennelijk een schampschot. De schrik was erger.
‘Het gaat wel,’ zei Jan
De man inspecteerde de schade. ‘Niet ernstig, maar het moet wel verzorgd worden, qui est vous?’
Jan verstond het zowaar, bovendien leek het wat op Drents, ‘wie ben oe?’
‘Je swies de nederlande.’
‘Vous êtes Suisse de Neanderthal ?’
‘Non, non, Hollandais.’
‘Ah, goed, hoe komt u hier terecht, dit is privéterrein.’
‘Ik logeer in het huis daar boven,’ Jan wees bergopwaarts.
‘U bedoeld het huis van meneer de Kroot?’
Het duurde twee seconden voor Jan door had dat de man “de Groot” bedoelde en dat het inderdaad de naam van zijn tandarts was. Zelf gebruikte hij de naam nooit, hij sprak altijd over “mijn tandarts”.
‘Ja, hij heeft mij gevraagd de zwijnen te verjagen en het hek te repareren. Mijn hond is door zo’n gat ontsnapt en ik ben hem achterna gegaan.’
‘Ah, bon, vandaar; dan ben ik bang dat ik uw hond beschoten heb, het spijt me maar hij is er minder goed van af gekomen dan u.’
De man liep een eindje terug en wenkte Jan en wees vervolgens naar de grond bij een struik. De hond was vol geraakt, Jan had moeite zijn tranen te bedwingen.
Hij wist niet goed te reageren, het verlies van zijn hond greep hem aan, maar hij begreep tegelijkertijd dat hij zelf mede debet was aan de situatie.
‘U bent overigens volgens de voorschriften niet goed gekleed’ zei de man om Jan af te leiden, ‘het is verplicht een rode pet te dragen en een rood hesje, om situaties als deze te voorkomen.’
‘Oké, dat wist ik niet, ik zal mij even voorstellen, mijn naam is Rottefanger, Jan Rottefanger.’
Na enige onderhandelingen over de uitspraak stelde de man zich ook voor, De Boclo, Arnos.
‘Komt u maar met mij mee dan kunnen we die wond verzorgen en kunt u even op verhaal komen; die hond kunnen we daar niet laten liggen.’
Jan probeerde de hond op te tillen maar zijn gewonde arm speelde hem op.
‘Geeft u mij uw geweer maar dan kunt u de hond over uw schouder dragen, het is nog zo’n vijfhonderd meter lopen naar mijn huis.’ Arnos hielp Jan met tillen.
Het terrein werd vlakker en minder begroeid naar mate ze vorderden. Ze naderden het huis aan de achterzijde. Tweemaal zo groot als het huis van de tandarts, schatte Jan in.
‘Leg die hond daar maar op het bankje, ik leg er straks wel wat overheen.’
Er ging een deur open, een jonge vrouw stapte naar buiten; ze had naast de stem van haar vader een tweede gehoord en was nieuwsgierig naar de eigenaar er van.
‘Ah, dit is Faneta mijn dochter.’ ‘Jan,’ zei Jan en gaf haar een hand. Faneta keek omhoog, Jezus wat een end vent, dacht ze.
‘Meneer Rotfangkeur logeert in het huis van Ans de Kroot, hij is wat ongelukkig op ons land terecht gekomen en hij is aan zijn arm gewond; wil jij dat verzorgen?’
‘Natuurlijk; komt u maar mee, denk om uw hoofd, de deuropening is nog al laag.’
‘Ik kan intussen de hond begraven als u het daarmee eens bent,’ stelde Arnos voor.
‘Ja, ja, oké.’
Jan ging Faneta achterna het huis binnen, ze liepen door de keuken en vervolgens via een korte gang naar de grote kamer. Het was er nog al warm vond Jan.
‘Doe eerst uw jas uit, zal ik u helpen?’
‘Nee, nee dat gaat wel.’
Faneta moest hem wel helpen zijn pullover over zijn hoofd heen te trekken. Met verrassend geroutineerde gebaren knoopte ze zijn overhemd los en trok het, achter hem staande, voorzichtig uit.
‘Het is niet ernstig maar toch nog een gemene snee, hoe is dat gebeurd?’
‘Uw vader zag mij voor een zwijn aan.’
Faneta keek hem wat ongelovig aan. ‘Heeft hij op u geschoten?’
‘Ja.’
‘Ik denk dat hij zo langzamerhand aan de bril moet, u bent toch niet zo eenvoudig over het hoofd te zien. Blijft u rustig zitten ik haal de verbandtrommel.’
Na de nodige behandelingen te hebben ondergaan met: Betadine, gaasjes, pleisters en verband, voelde Jan zich wat meer op zijn gemak. Hij observeerde zijn verzorgster die bezig was de verbandspullen weer in de trommel te doen.
Exotisch type met dat zwarte haar, dacht hij. Kleiner en slanker dan de vrouwen die je bij ons meestal ziet.
Arnos kwam de kamer binnen. ‘U bent al vakkundig verzorgd, zie ik; wilt u iets drinken?’
‘Nee, dank u, ik ben nog niet helemaal op orde na de fles wijn van gisterenavond. Is mijn hond begraven?’
‘Ja, dat was geen probleem, ik heb de riem en de halsband bewaard, wilt u die meenemen?’
‘Ja goed, ik zal uiteindelijk wel weer een hond nemen om mee uit jagen te gaan.’
‘Als u terug wilt, Faneta kan u wel brengen met de auto.’
‘Graag, ik heb geen idee waar ik nu ben.’
Faneta had Jan intussen geholpen met het aantrekken van zijn pullover. Het bebloede hemd met de gescheurde mouw had ze in een plastic zak gedaan. Jan werd door Arnos uitgeleide gedaan met een hand vol excuses voor de hond en een uitleg over de regels voor de jacht in Frankrijk, wat er op neer kwam dat hij jagen buiten het privéterrein van de tandarts wel kon vergeten.
Weergaven: 651
_____________________________
☑️ Beste plaatser van dit bericht,
fijn dat je gebruik maakt van dit forum. Doe alsjeblieft mee met de discussie die volgt op je bericht! Reageer zelf op de reacties die anderen geven. Dat mag ook best een bedankje zijn.
_____________________________
Klik hieronder voor meer berichten in dezelfde rubriek.
Ook ik kijk weer uit naar het vervolg.
Wat een onsmakelijk verhaal; het is dus in Frankrijk gewoon om mens en hond te beschieten??????
En de hond is ook al ondergeschoffeld?? Dit is toch niet serieus te nemen, en de heer Rottefanger vindt dit geen enkel probleem? Of hij hield toch al niet van zijn hond, of hij is niet echt goed wijs!
Sorry Herman, ik haak af. Ik woon al 15 jaar in Frankrijk maar dit is echt een fabeltje voor mij.
Seizoen 2016-2017, 143 jachtincidenten in Frankrijk waarvan 18 dodelijk. En dit zijn alleen de ongelukken met mensen, voor honden kun je dit getal makkelijk keer 10 (of meer) rekenen.
Mensen, het is een VERHAAL! En je hoeft het niet te lezen, ik kijk weer uit naar het vervolg.
Oh!! Maar gelukkig mag hij wel jagen op het privéterrein van de tandarts.....maar dan wel zonder hond!
Tja ik was er al bang voor dat Jan R. her niet zonder kleerscheuren uit zou komen. In zijn plaats zou ik die tandarts bellen en voorstellen om jager Amos jachtrecht op zijn grond te geven. Die schiet alles wat beweegt naar de eeuwige jachtvelden.
Je reactie hieronder, dit zijn de huisregels.
© 2024 Gemaakt door: Anton Noë, beheerder en gastheer. Verzorgd door
Banners | Een probleem rapporteren? | Privacybeleid | Algemene voorwaarden
Je moet lid zijn van Nederlanders.fr om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Nederlanders.fr