Hèt netwerk van, voor en door Nederlandstaligen in Frankrijk - zegt het voort!
Dwars door de geschiedenis loop je hier. Vandaag maakten we een lange wandeltocht door de bossen van Fayat. Een uitgestrekt heuvelachtig, dicht bebost gebied, waarin af en toe verscholen in het woud kleine meertjes opduiken. En waar je soms langs eeuwenoude paden loopt, met langs de kant nog enorme keien uit de Romeinse tijd. Diep in een donker deel van het bos stuitten we op een mysterieus gehuchtje, een verzameling huisjes rondom een klein kasteel, dat zich grotendeels schuilhield achter hoge muren en hoge hekken, Château de Montintin. Twee ronde torens met grijze leistenen daken, door wingerd overwoekerd, flankeerden het kasteeltje. Door het hek met hoge tralies konden we een glimp van het gebouw opvangen. Geen mens te zien. Toen ik een van de muren probeerde te beklimmen om iets meer te zien van het château, klonk er van het terrein een dreigend gegrom en geblaf. Er hing een geladen atmosfeer. Alsof er iets zwaars had plaatsgevonden.
’s Avonds zocht ik naar informatie over het kasteel op internet. Mijn zware gevoel bleek gegrond. Het was in de oorlog een opvanghuis voor Joodse jongens. Vanaf mei 1940, na de capitulatie van Frankrijk, werden Joden van alle nationaliteiten behalve de Franse (onder andere uit Duitsland, Oostenrijk, België, Nederland) gedeporteerd en ondergebracht in het concentratiekamp Gurs in de Pyreneeën. De omstandigheden in het kamp (waaruit de filosofe Hannah Arendt zou ontsnappen) waren slecht en het sterftecijfer was dan ook hoog als gevolg van de minimale medische voorzieningen, epidemieën en ernstige voedseltekorten. Een Joodse hulporganisatie, de O.S.E. (l'Œuvre de Secours aux Enfants) kreeg in 1941 van de Vichy-regering toestemming om kinderen uit het kamp te halen en die te plaatsen in opvangplekken verspreid over Frankrijk.
Een van de kinderen die uit het kamp Gurs werden weggehaald was Ehud Loeb, die als Joods jongetje in 1934 in Bühl, een stadje in Baden-Württemberg, in het zuiden van Duitsland vlakbij de Franse grens, onder de naam Herbert Odenheimer was geboren. Op zesjarige leeftijd werd hij samen met zijn ouders en de andere Joden uit zijn stad gedeporteerd naar het kamp in Gurs. Hier verbleef hij vier maanden, een periode die hij later als verschrikkelijk zou omschrijven. Hij werd direct gescheiden van zijn vader, en werd gedwongen om te werken. In het begin kon hij nog bij zijn moeder in het kamp blijven, wat hem wat troost bracht. Maar dat zou niet lang duren. Op 15 februari 1941 had de O.S.E. van de Vichy-regering toestemming gekregen om kinderen uit het kamp Gurs te halen, en die te plaatsen in opvangplekken verspreid over Frankrijk. Ehud: “Ik zag twee mensen die Frans spraken tegen mijn moeder, die erg bleek was. Ze tilde me op, hield me tegen haar aan met al haar kracht die ze nog had en fluisterde in mijn oor: 'Herbert, ga met ze mee, ze brengen je naar een veilige plek. Zij zullen goed voor je zorgen en ik zal later komen'. Voordat ik tijd had om te reageren, was ik al in de armen van een man die gehaast de barak uit holde en met mij in zijn armen het hek door liep”.
Herbert werd door de O.S.E uit het kamp weggehaald bij zijn ouders (die kort daarna in Auschwitz zouden worden vergast) en geplaatst in een van hun tehuizen in de Limousin, het Château de Chabannes in Saint-Pierre-de-Fursac. Na een aantal invallen door de Franse politie werd Herbert overgebracht naar een ander tehuis, Château de Montintin, het kasteel waar we vanochtend tijdens onze wandeling op stuitten.
Hier bevonden zich, toen Herbert er arriveerde, zo’n honderd jonge Joodse jongens, voor het grootste deel van Duitse afkomst. Ze kregen er onderwijs en werden beziggehouden met allerlei activiteiten, er was onder andere een timmerwerkplaats. De lokale omgeving hielp een handje, zowel door het kasteel te voorzien van etensmiddelen, maar ook door jongeren op te vangen als er weer eens een inval plaatsvond. Herbert omschreef in zijn memoires de bijna militaire training die ze kregen om zich voor te bereiden op een eventuele vlucht: “Geregeld werd er ‘s avonds een klok geluid, waarop alle kinderen onmiddellijk uit hun bed moesten klimmen, zich aankleden en op volle snelheid het bos in rennen. Voor het slapen gaan vouwden we zorgvuldig onze kleren op, om te voorkomen dat het aankleden te lang zou duren.”
Herbert zou de oorlog overleven. Hij werd na zijn verblijf in Montintin bij een kapper in een dorp in de buurt ondergebracht, waar hij echter werd mishandeld en als slaaf gebruikt. Na een maand werd hij er weggehaald door de O.S.E. en bij de familie Roger in Buzançais ondergebracht. Daar verbleef hij de rest van de oorlog, op een kleine onderbreking na (toen hij tijdelijk bij hun grootmoeder moest worden ondergebracht). Herbert zou zich deze periode als een van de beste van de oorlog herinneren. Dankzij de liefde en warmte van de familie Roger vond Herbert weer vertrouwen in zichzelf en in de mens. Hij noemde meneer Roger 'Papa'. Ehud: “... maar meneer Roger zei, terwijl hij mijn wang streelde: ‘Ik ben niet je vader, voor jou zijn wij als een oom en een tante. En, terwijl hij me omarmde, voegde hij eraan toe: ‘Binnenkort zal de oorlog voorbij zijn en je ouders zullen je komen halen.”
Toen de oorlog eindigde keerde Herbert terug naar het kindertehuis, waar hij wachtte tot zijn ouders hem kwamen ophalen, zoals meneer Roger beloofd had. Ehud: “Er waren veel kinderen die ook aan het wachten waren op hun ouders. Elke dag kwamen er vaders, moeders, ooms, tantes, hen ophalen. Het aantal kinderen in het tehuis daalde gestaag. Dag na dag zag ik mijn kleine vriendjes een vader omarmen, een moeder, een oom, een neef ... Ik was jaloers, natuurlijk: ik bleef uiteindelijk alleen achter, en ze brachten mij terug naar de familie Roger.” In 1946 meldde de O.S.E. zich weer: er was familie gevonden in Zwitserland die hem wel wilde opnemen, de familie Loeb.
Herbert Odenheimer was toen 12 jaar en wilde niets liever dan stabiliteit in zijn leven, en zich installeren bij zijn familie die hij had leren kennen en van wie hij was gaan houden, de familie die hem had gered, die over hem had gewaakt en die zo goed voor hem had gezorgd. Ondanks de pijn van de scheiding legde de familie Roger aan Herbert uit dat hij moest opgroeien met zijn familie in Zwitserland. Madame Roger begeleidde hem tijdens hun eerste ontmoeting. Hij werd officieel geadopteerd en hervond daar langzaam maar zeker een normaal leven. In 1958 emigreerde Herbert naar Israël. Bij aankomst veranderde hij zijn naam in Ehud. Hij trouwde, kreeg kinderen en kleinkinderen, promoveerde in de kunstgeschiedenis en werkte als kunsthistoricus aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en het Israël Museum. Na zijn pensionering werd hij vrijwilliger in Yad Vashem.
Ehud bleef zijn redders heel erg dankbaar. Na het einde van de oorlog bleef hij met hen in contact en bezocht ze bijna elk jaar. Eenmaal getrouwd bleef hij hen met zijn vrouw en kinderen opzoeken en hij zette ook het contact met hun zoon en dochter en de kleinkinderen voort. Yad Vashem verleende in 1989 het echtpaar Roger, Jules en Jeanne, de titel van ‘Rechtvaardige onder de Volkeren’, en in 2009 ook aan de grootmoeder, Louise Roger. Ehud Loeb overleed op 83-jarige leeftijd in Jeruzalem.
Zwarte raven vlogen op uit de toppen van de hoge, donkere bomen rondom het kasteel, toen we vanochtend huiswaarts keerden. Hun krassend geluid weerklonk tussen de kale stammen. Landschappen, huizen, plekken. Bezield door de loop van de geschiedenis, hun onschuld verloren.
Voor meer korte verhalen over ons leven in Frankrijk: leopauw.com
Weergaven: 907
_____________________________
☑️ Beste plaatser van dit bericht,
fijn dat je gebruik maakt van dit forum. Doe alsjeblieft mee met de discussie die volgt op je bericht! Reageer zelf op de reacties die anderen geven. Dat mag ook best een bedankje zijn.
_____________________________
Klik hieronder voor meer berichten in dezelfde rubriek.
Bedankt Leo dat je dit verhaal hebt verteld.
Groeten vanuit la Manche Normandie
Wat een indrukwekkend verhaal! En heel mooi beschreven. Dankjewel, Leo!
Je "Frans Dagboek" heb ik in mijn Bladwijzers geplaatst. Leuk dat er ook verhalen uit Amsterdam staan tussen de franse verhalen. "In Gods hand mag je niet kriebelen" deed me denken aan mijn grootmoeder van moeder's kant, die in de Driehoekstraat werd geboren en ook op haar 12e jaar in "een dienstje" moest bij een sjieke mevrouw, die het kind iedere week het parket in haar "salon", die vrijwel nooit werd gebruikt, liet in- en uitwrijven. Maar mijn grootmoeder begreep al snel dat je in god's hand niet mag kriebelen, dus zette ze de doos was open en rustte ze even uit van het harde werk dat madam haar liet doen. Als mevrouw dan kwam controleren, rook ze de waslucht en was het goed...
Beste Cox, dan waren jullie inderdaad in de buurt. Er is in de bossen van Fayat ook een wandeling die 'Sentier des bergers et tuiliers' heet (ook in de commune Chateau-Chervix) die komt ook langs Montintin, dacht ik (we lopen zelf altijd zo'n beetje een eigen route).
Je reactie hieronder, dit zijn de huisregels.
© 2024 Gemaakt door: Anton Noë, beheerder en gastheer. Verzorgd door
Banners | Een probleem rapporteren? | Privacybeleid | Algemene voorwaarden
Je moet lid zijn van Nederlanders.fr om reacties te kunnen toevoegen!
Wordt lid van Nederlanders.fr