Nederlanders.fr

Hèt netwerk van, voor en door Nederlandstaligen in Frankrijk - zegt het voort!

Recht op bijtelling heffingsvrij vermogen in Box 3 voor franse partner ?

Geacht forum,

Van mensen in dezelfde situatie als ik, wil ik graag weten wat hun ervaring is met de Nederlandse fiscus als het gaat om de bijtelling van het heffingsvrij vermogen van zijn/haar Franse echtgenote/geregistreerde partner. Volgens de nederlandse fiscus is dat namelijk niet mogelijk.

Mijn echtgenote en ik zijn beiden fiscaal ingezetene in Frankrijk en hebben geen inkomsten in Nederland. Onze pied-à-terre in Nederland valt echter in Box 3 en wordt belast o.b.v de WOZ-waarde. Voor de berekening van de grondslag in Box 3 geldt voor de Nederlandse belastingplichtige een aftrek van het zogenaamde heffingsvrije vermogen, zowel voor hem/haar en zijn/haar partner.

Waarom geldt de dubbele heffingsvrij voet niet in mijn situatie? Waarom worden mensen met een Franse partner gediscrimineerd?

Alvast bedankt voor jullie reacties!

Jacques

Weergaven: 1499

_____________________________

☑️ Beste plaatser van dit bericht,

fijn dat je gebruik maakt van dit forum. Doe alsjeblieft mee met de discussie die volgt op je bericht! Reageer zelf op de reacties die anderen geven. Dat mag ook best een bedankje zijn. 

_____________________________

Rubrieken,

Klik hieronder voor meer berichten in dezelfde rubriek.

20221022, Geldzaken, Overheid


Overleden
Reactie van Jan de Voogd op 28 November 2022 op 0.07

@Max Boret

 Vervolg op je posting van 24 oktober.

 Je stelt dat Nederland het voetbalmakelaarsarrest X (C-283/15) van het Europese Hof niet zou volgen. Dat is niet zo. Nederland heeft in een beleidsbesluit juist vastgelegd dat het dat wel doet. Dat neemt niet weg dat het in de wet inkomstenbelasting zou moeten worden vastgelegd.  Wat vaak vergeten wordt is dat het in die zaak iets specifieks betrof, namelijk geen inkomsten in het woonland (Spanje), maar wel vanuit twee andere landen, en wel Nederland en Zwitserland. Het genoemde Nederlandse beleidsbesluit betreft dan ook slechts situaties  waarbij inkomens worden ontvangen uit meerdere bronlanden. In het pro rata beginsel wordt een eventueel inkomen in het woonland buiten beschouwing gelaten.

Reactie van Jacques VAN DER MEER op 28 November 2022 op 13.39

Dank @Jan de Voogd voor de uitvoerige reactie.

Volgens de belastingdienst is mijn buitenlands belastingplichtige indien men niet in Nederland woont, maar in een ander EU-land, in Liechtenstein, Noorwegen, IJsland, Zwitserland, op Bonaire, Sint Eustatius of Saba en over minimaal 90% van uw inkomen belasting betaalt in Nederland.

Voorts maakt de wet IB een onderscheid tussen "inkomen uit werk en woning in Nederland" (7.8.1) en inkomen uit beleggingen (7.5) en is de hele kwalificatie- en 90% kwestie van toepassing op inkomen uit werk en eigen woning in Nederland.

Mijn partner en ik kwalificeren volgens de door de IB gehanteerde definitie niet als buitenlands belastingplichtig. Echter, de Nederlandse Staat belast ook het (fictieve) rendement uit sparen en beleggen, waarbij een in Nederland gelegen vakantiewoning als belegging wordt gezien. Ik zie NERGENS dat voor de berekening van de rendementsgrondslag toegepaste heffingsvrij vermogen (abattement fiscal) BOX III slechts wordt toegekend aan buitenlands/binnenlands belastingplichtigen, zodat het losgekoppeld moet worden gezien van de vraag of met "inkomsten uit arbeid of eigen woning in Nederland). Dus zoals jij terecht stelt staat voor de berekening van de rendementsgrondslag Box II de  "toekenning van het heffingsvrije vermogen per individu ..... los van wel of niet kwalificeren".

Ik vind nergens in de wet IB dat de civielrechtelijke verhouding tussen partners in hun gezamenlijke vermogen (dus naar huwelijksvoorwaarden of anderszins notarieel vastgelegde eigendomsverhouding) de ter berekening van de rendementsgrondslag toekende heffingsvrije drempel Box III beïnvloedt. Dat verdubbeling van die heffingsvrije drempel wordt automatisch verleend aan gehuwden en geregistreerde partners (ongeacht hun vermogensregime).


Overleden
Reactie van Jan de Voogd op 28 November 2022 op 14.14

@Jacques

 Eerst wat correcties:

Wat betreft je eerste alinea: je bedoelt waarschijnlijk de landenkring van kwalificerende buitenlands belastingplichtigen te geven (Je hebt het over: buitenlands belastingplichtigen)

Wat betreft je derde alinea. Je spreekt over box II, maar bedoelt waarschijnlijk: box III

 Inhoudelijk:

De Kwalificatie- en 90% kwestie heeft betrekking op het gehele wereldverzamelinkomen, dus van box 1, 2 en 3 tezamen. Dwz het 90% criterium houdt ind at ten minste 90% van dat wereldverzamelinkomen door Nederland belast dient te worden. Daarbij is de berekening van dat inkomen vastgelegd  (zowel teller als noemer van de verhouding) specifiek vastgelegd in art. 7.8. WetIB2001.

 Ik schreef: "Toekenning van het heffingsvrije vermogen per individu staat echter los van wel of niet kwalificeren." 

 Het gaat hier om het feit dat iedere buitenlandse belastingplichtige, net als iedere binnenlandse belastingplichtige, recht heeft op het heffingsvrije vermogen in box 3. Dit vloeit voort uit een beleidsbesluit van enkele jaren geleden waartoe de Ned. regering gedwongen was na een uitspraak van de Hoge Raad. De laatste weer op basis van een arrest van het EHvJ. Het kunnen effectueren van dat heffingsvrije vermogen hangt uiteraard af van de vraag hoeveel vermogen in box 3 aan Nederlandse heffing onderhevig is.  En, inderdaad, meestal beperkt zich dat tot in Nederland gelegen onroerend goed.

 Wat betreft de civcielrechtelijke eigendomsverhouding tussen partners, dat staat inderdaad niet in de wet, in art. 7.8. WetIB2001. Maar wel in de toelichtingen op dat artikel en dat is ook gevolgd in de jurisprudentie. Dus, met name, buitenlands belastingplichtigen moeten erop rekenen dat ze (aantoonbaar, meestal via de notaris) hun aandeel in box 3 vermogen moeten vaststellen als ze samenwonen met een partner in het buitenland (al dan niet gehuwd), of überhaupt als ze mede-eigenaren hebben in onroerend goed in Nederland. Vrij verdelen tussen partners die beide onroerend goed bezitten in Nederland kan alleen als beide partners kwalificeren, zoals ik al noemde.

Bij het toetsen op het 90% criterium ter vaststelling van kwalificeren speelt hetzelfde vraagstuk van verdelen van vermogen tussen partners, overigens ook met betrekking tot onroerend gelegen buiten Nederland (vanwege de noemer in de verhouding), vaak in het woonland gelegen. Immers, je kunt dan niet tevoren uitgaan van vrije verdeling van vermogen in box 3 tussen partners, voordat die toets is uitgevoerd.  Dus moet je in principe op basis van de civielrechtelijke verhoudingen in het wereldbox3 vermogen en het in Nederland aanwezige vermogen de verhouding uitrekenen - met inachtneming van de definities in art. 7.8. WetIB2001.  Complicerend daarbij is wat dat betreft verder dat die 90% toets zowel op individuele inkomens als op het gezinsinkomen kan worden gedaan.

 Uiteraard wordt het heffingsvrije vermogen als zodanig niet beïnvloed door de hoogte van het box 3 vermogen, noch individueel, noch als gezinsvermogen. Dat heffingsvrije vermogen ligt vast in de wet (en is de laatste jaren nogal eens  flink verhoogd). Complicerend in de berekening is ook daarbij de nieuwe rechtsherstelregeling box 3 (voor jaren 2017-2020) , en de huidige wetgeving box 3 (vanaf 2021) , eist dat het heffingvrije som box 3 (naar rato) verdeeld  wordt over diverse categorieën bezit in box3 (met name over spaarvermogen en ander vermogen).


Overleden
Reactie van Jan de Voogd op 28 November 2022 op 14.35

@Max Boret

 In overeenstemming met de jurisprudentie van het EHvJ en Nederland kent Nederland aan niet-kwalificerenden niet naar rato van hun door Nederland belast inkomen in het wereldinkomen de fiscale voordelen van Nederland (zoals aftrekposten en heffingskortingen) toe. De systematiek die het EHvJ kent is als volgt:

1. het woonland is bij voorrang verplicht de eigen fiscale voordelen ivm de persoonlijke en gezinssituatie toe te kennen

2. kan het woonland dat niet , of niet voldoende en naar behoren, door gebrek aan in het woonland belastbaar inkomen, pas dan verschuift de verplichting in zijn geheel naar de bronstaat (of soms: de bronstaten zoals in arrest X C-283/15) om dat te doen. Dat is in feite dus indien men kwalificeert voor de bronstaat (Nederland in ons geval).

3. De bronstaat mag in die situatie van kwalificeren - onder nadere voorwaarden- wel rekening houden met de gedeeltelijk door de woonstaat (en evt. derde staten) al toegekende voordelen (terwille van het tegengaan van dubbele voordelen). Het Stappenplan van Hof Den Bosch heeft voor dat laatste, en slechts in dergelijke gevallen van gedeeltelijk al door het woonland toegekende voordelen, het pro rata beginsel ingevoerd. Daartegen verzet de VBNGB zich nu in cassatie. Onduidelijk is overigens of Hof Den Bosch dit in alle gevallen  van kwalificeren zou willen doen toepassen, aangezien de voorgelegde gevallen geen kwalificeren vanwege voldoen aan  het 90% criterium inhielden , doch kwalificeren in uitzonderingsgevallen op basis van art. 7.8. lid 8 waar juist niet aan het 90% criterium is voldaan (maar wel aan het zgn. woonstaatcriterium uit de Schumackerdoctrine van het EHvJ). Mijns inziens mag de bronstaat anticumulatie van woonstaatvoordelen tegengaan onder dezelfde voorwaarden, en met behulp van dezelfde systematiek, ongeacht de wijze waarop men zou kwalificeren. Zowel het EHvJ als art. 7.8. lid 4 van WetIB2001 staan dat toe. 

De door jou voorgestane ruimere pro rata regeling, die de elegantie van de eenvoud heeft ook al zijn er nog technische complicaties omdat staten verschillen in hun inkomensdefinities,  is vaak bepleit in de literatuur (en ook door veel gepensioneerde buitenlands belastingplichtigen) maar is vooralsnog in strijd met de EHvJ jurisprudentie.


Overleden
Reactie van Jan de Voogd op 28 November 2022 op 14.55

ziehier (onder punt 9) van het bedoelde Beleidsbesluit:

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-22561.pdf

Reactie van Jacques VAN DER MEER op 28 November 2022 op 15.35

@Jan

Bedankt voor de terechte correcties.

Ik begrijp nu dat de crux in mijn geval, i.e. dat de civielrechtelijke eigendomsverhouding tussen partners bepalend zijn voor de toepassing van de heffingvrije drempel in Box 3. In Frankrijk geldt het principe van "foyer fiscal"; "l'ensemble des personnes inscrites sur une même déclaration de revenus” ongeacht hun vermogensrechtelijke verhouding. Echter, un couple marié ou pacsé et soumis à imposition commune a droit à 2 parts de quotient familial.

Is er ergens een bron voor de toelichtingen op dat Nederlandse artikel en de jurisprudentie ? Wellicht staat in het MvT dat het zo bedoeld was, maar dat is niet de wet.

Geldt dit ook voor Nederlandse belastingplichtigen? Bijvoorbeeld: een echtpaar (gehuwd buiten gemeenschap van goederen) waar slechts de man inkomsten uit arbeid heeft, beschikt over spaargeld en een vakantiewoning op de Veluwe met een gezamenlijke waarde van EUR 250.000 (Box III). De vakantiewoning staat enkel op naam van mijnheer.

Wat ik uit je reactie begrijp komen zij dus bij de berekening van het voordeel uit sparen en beleggen niet in aanmerking voor de verdubbeling van het heffingsvrije vermogen ?


Overleden
Reactie van Jan de Voogd op 28 November 2022 op 15.57

@Jacques

Het heffingsvrije vermogen box 3 is van toepassing op zowel binnenlands belastingplichtigen als buitenlands belastingplichtigen.  Voor binnenlands belastingplichtigen geldt dat zij zowel hun vermogen box3 vrijelijk mogen verdelen als hun heffingsvrije vermogen (zij het dat beide wel gekoppeld zijn), ongeacht de civielrechtelijke verhoudingen zoals die evt. voortkomen uit huwelijkse voorwaarden . Dat houdt dus ook in als mogelijkheid : verdubbelen van heffingsvrije vermogen bij slechts één partner; soortgelijk als in Frankrijk. 

 Buitenlands belastingplichtigen kunnen dat laatste als partners (en ook het box 3 vermogen vrijelijk verdelen)  slechts doen als zij beiden kwalificeren.  Heeft een partner van een in Frankrijk wonend (gehuwd) paar geen enkel inkomen uit Nederland en geen aandeel in het eigendom van een in Nederland gelegen onroerend goed, en de andere partner 100% eigendom, dan is de eerste partner geen buitenlands belastingplichtige en kan dus ook niet kwalificeren.  Niet kwalificeren (van een of beide) partners kan ook voorkomen bij andere eigendomsverhoudingen in dat onroerend goed (maar is als zodanig van de mate van Nederlandse belastbaarheid over inkomen in alle drie de boxen tezamen afhankelijk). In dat geval moeten zij in hun Nederlandse aangifte op basis van hun civielrechtelijke aandeel het inkomen uit dat onroerend goed opnemen. Wel kunnen ze beiden hun eigen individuele heffingsvrije vermogen toepassen, maar of dat voldoende benut kan worden hangt er dan vanaf of er voldoende Nederlands belast vermogen in box 3 resteert voor beide partners.

Het heffingsvrije vermogen is dus geen fiscaal voordeel in verband met de persoonlijke en gezinssituatie (na een EHvJ arrest dat dit expliciet maakte), maar het vrijelijk verdelen daarvan wel. Om die reden is het eerste niet aan kwalificeren gebonden, het tweede wel.

Reactie van Jacques VAN DER MEER op 28 November 2022 op 16.36

@ Jan

Dank voor de uitvoerige uitleg. Maar blijkt hieruit niet dat de belastingdruk voor mij niet hoger is dan voor iemand in dezelfde situatie in Nederland ?


Overleden
Reactie van Jan de Voogd op 28 November 2022 op 16.50

@Jacques

Waaruit zou ik die vergelijking in belastingdruk moeten kunnen afleiden? Daarvoor zijn immers alle inkomensgegevens en de wijze van belasten (door Nederland) noodzakelijk. Meer in het algemeen kan men stellen dat het niet vrijelijk kunnen verdelen van box 3 vermogen en het heffingsvrije vermogen tussen in het buitenland wonende partners (die niet - beiden -kwalificeren en daardoor geen fiscale partners zijn) onder bepaalde omstandigheden ongunstig kan zijn vanwege hiervoor behandelde niet vrijelijk kunnen verdelen van box 3 vermogen en evenmin het heffingsvrije vermogen, en daardoor een hogere belastingdruk over dat specifieke deel van box 3 vermogen kan opleveren dat Nederlands belast is (maar meestal is er nog meer vermogen dat in het woonland belast is, maar de vraag is of je de belastingdruk daarvan in de vergelijking wilt betrekken).

Het niet vrijelijk kunnen verdelen van Nederlands belast box 3 vermogen kan tot een hogere belastingdruk bij de buitenlands belastingplichtigen tezamen leiden omdat sinds een aantal jaren box3 vermogen progressief belast wordt. Daarnaast kan dus een deel van het heffingsvrije vermogen onbenut blijven bij een van beide partners door het niet vrij kunnen verdelen ervan.

Reactie van Jacques VAN DER MEER op 28 November 2022 op 17.27

@ Jan

Ik begrijp dat een antwoord afhangt van veel condities. Je uitleg is glashelder, maar de regels en de logica blijven voor mij troebel. Het bouwen van een "usine à gaz" is schijnbaar niet voorbehouden aan Fransen.

Kunnen we concluderen dat voor partners die niet kwalificeren de Nederlandse belastingregels t.a.v. Box 3 nadeliger zijn dan voor hen die wel kwalificeren, omdat (in zoverre ik het begrijp) voor de laatsten de verdubbeling van de heffingsvrije drempel onafhankelijk is van het vermogensregime tussen beide partners ?

Je reactie hieronder, dit zijn de huisregels. 

Je moet lid zijn van Nederlanders.fr om reacties te kunnen toevoegen!

Wordt lid van Nederlanders.fr

GA DIRECT NAAR:

Booka.place - Webstudio 24

Laatste nieuws uit Frankrijk

© 2024   Gemaakt door: Anton Noë, beheerder en gastheer.   Verzorgd door

Banners  |  Een probleem rapporteren?  |  Privacybeleid  |  Algemene voorwaarden